februari 27, 2025

Verdragen

Iemand stuurde me een artikel las over een onlangs  verschenen boek van psychotherapeut Flip Jan van Oenen: ‘Verdragen’, heet het. Hij stelt dat een ‘deel van de mensen met psychische klachten dankzij therapie er wel een beetje op vooruit gaat, maar dat we geestelijke pijn moeten leren verdragen, net zo lang tot deze verdwijnt, of in elk geval minder zwaar op ons drukt. Mensen zijn zelf in staat hun pijn te hanteren’. Ik heb het boek niet gelezen, maar de stelling sprak me aan. Het spreekt vertrouwen uit in eigen kracht. Een steuntje in de rug door echt aanwezig te zijn bij een ander, met aandacht, opent deuren.  Coco was een kat die dat kon als geen ander. Zij deed het letterlijk.

 


 

Verdragen

Ik vond haar in het klooster waar ik iedere maandagavond mandala’s schilderde. Ze zat iedere week voor de gesloten deur te wachten tot we klaar waren en ze naar binnen kon. Ze sprong dan meteen op mijn schoot en probeerde de eitempera van mijn mandala af te likken. Het bleek dat ze een hardnekkig eczeem had door de stress van teveel mensen in huis en onrust met de andere katten. Eigenlijk kon ze niet blijven in het klooster. Het gezin waar ze woonde was dol op haar, maar zocht al een tijdje naar een goede oplossing. Na een aantal weken was het wel duidelijk en heb ik haar meegenomen.

We woonden op de bovenste etage van een oud pand in de binnenstad. Coco voelde zich al snel thuis in ons bescheiden appartement. Het was niet zo heel groot en door haar nieuwsgierige aard duurde het niet lang voordat ze het trappenhuis ontdekte. Twee etages met een zeer ruime overloop en meerdere voordeuren. We waren de enige op onze verdieping en de voordeur stond dan ook regelmatig open zodat ze op en weer kon rennen over de houten trappen, of liggen luieren in het zonnetje op een andere etage.

Op de begane grond woonde een man die we nauwelijks zagen. De buitenwereld voelde bedreigend voor hem en het leven viel hem zwaar en uitzichtloos. Hij kwam zelden buiten de deur. Toen we Coco al een hele tijd hadden troffen we elkaar per toeval in het trappenhuis bij zijn voordeur.  ‘Weet jij van wie die zwarte kat is die hier altijd in het trappenhuis rondsjouwt?’ vroeg hij. Ik schrok, zou hij last hebben van onze kat? Dat was niet de bedoeling. ‘Dat is onze Coco’, zei ik. ‘Ze is zo nieuwsgierig en vasthoudend. Als ze echt naar buiten wil laat ik haar gaan. Geeft ze overlast?’ ‘Integendeel’, zei de man. Ik kijk naar haar uit. Iedere morgen zit ze voor mijn voordeur te miauwen, net zo lang tot ik open doe. Ze geeft me kopjes en strijkt langs mijn benen. Ze vindt het fijn om aangehaald te worden en ik geniet zo van haar. Na een tijdje gaat ze weer, ze komt nooit binnen. Wat een bijzonder katje. Het voelt alsof ze echt voor mij komt’.

Voor zover ik weet was dit de enige bewoner in ons pand waar ze iedere ochtend op de mat ging liggen tot hij opendeed. Ik denk dat Coco hem hielp het leven een beetje te verdragen. Door hem telkens weer te vinden.

 

 

Als je wil reageren op dit verhaal, klik dan op de button 'opmerkingen' onder aan deze pagina

februari 09, 2025

LIJNEN

 Moeders en dochters... 

Ik weet nog goed dat ik vroeger dacht voor mijn moeder dingen verborgen te kunnen houden. Maar meestal had ze me wel door, ook al zei ze het niet. Zij was immers ook ooit jong en ook zij is een dochter. 

 

 


LIJNEN

Met een natte vinger trek ik strepen over de spiegel, van boven naar beneden, van links naar rechts. Een raster van de gedachten die door mijn onrustige hoofd dwarrelen. Langzaam wordt mijn spiegelbeeld zichtbaar: een bleek en mager koppie met donkere kringen onder de ogen. Fletse ogen kijken me vermoeid aan. Als ik mijn handen op mijn vochtige buik leg voelt deze vreemd genoeg koud aan, hoewel ik net uit een warm bad kom. Ze zeggen dat de meeste vrouwen een koude buik hebben, mannen hebben daar nooit last van. Die zorgen er wel voor dat alles onder de gordel warm blijft. Mijn liefje in ieder geval wel, die had het nooit  koud, die wilde niets liever dan me dat te laten weten en voelen. Tot vervelends toe. Mijn buik is meestal koud en klam, hoewel ik nu niet zeker weet of dat zo zal blijven. Het is alweer drie maanden geleden dat ik voor het laatst de krampen voelde die altijd  de voorbode zijn van een paar dagen chagrijn en ongemak. Onder mijn handen voel ik de lichte bolling en ik denk aan mijn oma. Heeft zij ook zo voor de spiegel gestaan, voelde zij wat ik nu door me heen voel gaan? Mijn hoofd vol watten met gedachten die doelloos blijven rondtollen, totdat er zich eentje vastklampt in mijn geest en de paniek zich als een oplaaiend vuur verspreidt door mijn lichaam. Dat wat ik verberg zal zichtbaar worden, ook als ik het niet wil.

Ooit las ik ergens dat iedere familie zijn eigen geheimen meedraagt, de verhulde en verborgen waarheid. En dat die zich niet laat ontkennen, maar blijft porren en wringen en aan je deur kloppen, tot op enig moment wordt opengedaan en de hele shit alsnog naar buiten kan glippen. Oma is het gelukt om haar geheim mee te nemen in het graf, mamma achterlatend met een jeugd vol onbeantwoorde vragen, in onzekerheid en twijfel aan het recht op haar bestaan. Ik sjouw nu rond met mijn eigen geheim en ik weet niet of ik dit nog lang kan dragen. 

Bij mijn ex “vriendje” hoef ik niet aan te kloppen, ik wil niet dat hij weet dat zijn leven in mij groeit. Hij bleef onzichtbaar voor mijn naaste omgeving en dat moet vooral zo blijven, het kostte moeite genoeg om me los te maken uit zijn hypnotiserende praatjes. Ik was een bang konijn in het donker, met grote ogen starend in de koplampen van zijn auto, niet in staat om iets anders te zien dan het verblindende licht van zijn verleidingskunsten. Maar ook ik ken grenzen.  Eindelijk heb ik de moed gevonden om hem de rug toe te keren, gesterkt door het besef dat niemand weet dat hij met mij was. Ik zal de gevolgen van mijn naïviteit zelf onder ogen moeten zien.

Voorzichtig borstel ik mijn dunne natte haar en slik mijn tranen in. Nu niet huilen, niet nu ze me verwachten voor het ontbijt op deze eerste vakantiedag. Beneden wordt de tafel gedekt in de tuin, er zijn vast croissants en verse broodjes, mijn zusjes kibbelen wie er het eerst op de trampoline mag. Wat zou het uitmaken om nu alsnog te vertellen hoe hij me in zijn web lokte en wist vast te houden? Het is te laat, ik kan niet meer terug. Niet terug naar wie ik was voordat, niet wie ik was vóór dat. Het terrein achter me is verkend, onderzocht en onveilig gebleken. Die deur heb ik dichtgeslagen. Voor me ligt een vlakte met mul zand  en een warboel van doodlopende straatjes. Waar kan ik heen en met wie?

Onder aan de trap hoor ik de wc deur dichtslaan. Voetstappen op de trap: mijn moeder. Die komt vast kijken waar ik blijf, ze wil zich overal mee bemoeien, vind dat ik te veel en te vaak weg ben en wil dan weten waar ik uithang. ‘Toen ík zestien was mocht ik ’s avonds niet eens de deur uit’, zegt ze altijd. Ze ziet overal gevaar en kan me niet loslaten.  Snel draai ik de badkamerdeur op slot, ik wil niet dat ze binnenkomt en me zo ziet: naakt, betraand en in paniek. ‘Hoe is ‘t? Kom je nog naar beneden? Het ontbijt is klaar. Je weet dat je vader in de vakantie altijd samen wil ontbijten. Heb je het bad schoongemaakt? Doe de deur eens open’. Vlug trek ik een t shirt over mijn hoofd en schiet een joggingbroek aan voor ik het slot omdraai. Hier is geen kruid tegen gewassen, als ze binnen wil zal ze net zo lang blijven staan tot ik de deur open doe.

Ze kijkt me aan; 'Meisje toch, kom eens hier. Sluit je toch niet zo op'. Voor ik het weet trekt ze me mee aan een arm en zit ik naast haar op de badrand. Ik word er wat trillerig en onzeker van, ze straalt een vastberadenheid uit die ik niet van haar ken. Snel van slag, emotioneel en met een flinke dosis drama, dat is mijn moeder. Niet de rustige en serieuze vrouw die nu het hoofd buigt en mijn hand stevig vastpakt. 

‘Weet je’, zegt ze, ‘Ik heb vroeger nooit geweten waarom oma mij anders behandelde dan mijn broer en zus. Het was nooit genoeg wat ik deed, ik liep altijd achteraan en hoorde er niet echt bij. Alsof het haar niet interesseerde wat ik deed en waarom. Ik dacht dat het aan mij lag, maar ze heeft me nooit echt kunnen accepteren. Ik was het kind van haar grote liefde waar ze niet mee kon en mocht trouwen. Daar ben ik pas achter gekomen toen ze al dood was. Ze heeft haar mond stijf dichtgehouden om de goede naam van haar minnaar en zijn familie te beschermen. Diep van binnen ik altijd geweten en gevoeld dat ik er eigenlijk niet mocht zijn. Er werd goed voor me gezorgd, maar haar liefde heeft ze me nooit kunnen geven’.

Ik zit te trillen op de badrand, weet niet wat ik moet zeggen. Waarom komt ze nu ineens met dit verhaal? Haar vingers volgen gedachteloos elk botje van mijn hand, zachtjes naar mijn pols en weer terug, van boven naar beneden, heen en weer. Dan tilt ze haar hoofd op en kijkt me aan met heldere blik. ‘Als er een kindje van komt hebben we plek genoeg in huis voor nog een bedje, niet bang zijn. Kom je mee ontbijten?